Zoeken behoort niet vergeefs te zijn.


     Johan Hendrik van Dale had gelijk toen hij in 1872 schreef dat het maken van een woordenboek een ondankbaar, verdrietig werk is. De woordenboekmaker begint aan een onmogelijke opdracht: het catalogiseren van een taal. Hij werkt zich jarenlang een ongeluk terwijl hij weet dat zijn boek op z'n best onvolledig zal zijn. Dankbaarheid kan hij niet verwachten: gebruikers van woordenboeken melden zich alleen om te zeuren over foutjes en omissies. Voorwoorden worden niet gelezen en de samensteller blijft nagenoeg onzichtbaar - verdoemd tot vergetelheid.
     Er zijn wat dit betreft een paar uitzonderingen. Van de honderden mensen die in het verleden hun leven hebben gewijd aan het in kaart brengen en beschrijven van woordjes, zijn er nu nog een handvol bij het grote publiek bekend. Koenen, Kramers en Van Dale zijn de bekendste, maar bij velen zal ook de naam Ten Bruggencate een belletje doen rinkelen. Karel ten Bruggencate (1849-1922) was de samensteller van Wolters' handwoordenboeken Engels-Nederlands en Nederlands-Engels, de eerste in de nu jubilerende reeks Wolters' vertaalwoordenboeken. De eerste druk van dit tweedelige woordenboek verscheen in 1894, het tweede deel in 1896. Inmiddels is dit woordenboek, dat op scholen nog steeds massaal wordt gebruikt, aan de 20ste druk toe.
     Ten Bruggencate werd geboren in Almelo als zoon van een dichtende kruidenier. Karel begon zijn loopbaan als hulponderwijzer in Deventer en Amsterdam. Na zijn aktes Duits en Frans haalde hij in 1871 zijn akte Engels. Vervolgens stond hij voor de klas in Groningen, Hoorn en Tilburg. In Leeuwarden werd hij tevens schoolopziener voor het district Leeuwarden. In 1899 ging hij als Inspecteur voor het Middelbaar Onderwijs naar Den Haag. In 1910 werd hij benoemd tot Ridder in de Nederlandsche Leeuw. Hij had toen al een groot aantal schoolboeken geschreven voor het Engels.
     In 1916 nam Ten Bruggencate, vader van tien kinderen, ontslag. "Ik kan niet van harte medewerken aan de uitvoering der onlangs uitgegeven normaalprogramma's, en wat ik op mijn leeftijd niet van harte kan doen, moge een jongere van mij overnemen", zei hij bij zijn afscheid.
     Tussen 1894 en 1921 verzorgde Ten Bruggencate, met enkele onderbrekingen, negen drukken van zijn Engelse vertaalwoordenboeken. In het voorwoord bij de eerste druk schreef hij waarom hij zich aan dit monnikenwerk had gezet. "Het kwam mij (-) reeds jaren lang voor, dat wij in ons land geen, niet te groot en toch betrekkelijk volledig, woordenboek hadden, dat zoowel voor school, als voor huis of kantoor een betrouwbare gids mocht worden geacht. Hier liet m.i. de inrichting, daar weder het uitspraak-gedeelte der bestaande werken veel te wenschen over, terwijl verder bij andere werken het eenvoudig naschrijven der dikke boeken te zeer hoofdzaak was. En aangezien ik nu gedurende een tal van jaren al hetgeen mij in romans, tijdschriften en andere werken merkwaardigs en opvallends was voorgekomen, getrouw had verzameld, meende ik eene poging te mogen wagen, om te voorzien in eene naar mijne bescheiden meening bestaande leemte."
     Ten Bruggencate schreef dat men in zijn woordenboek alle Engelse woorden kon vinden die indertijd in romans en tijdschriften werden gebruikt. Een eenvoudige fonetische transcriptie gaf aan hoe je die woorden moest uitspreken. Bovendien nam hij zogeheten vaste verbindingen op ('speak by the book') en hele zinnen om bepaalde uitdrukkingen te verduidelijken. Dit maakte zijn woordenboek tegelijk een 'Word- and Phrasebook' - wat de waarde ervan nog aanzienlijk vergrootte.
     Ten Bruggencate's gedegen aanpak had een amusant gevolg. Engelsen meldden hem verschillende keren dat hij bepaalde woorden en uitdrukkingen had opgenomen die zij helemaal niet kenden. Ten Bruggencate wist wel beter: hij had ze overgenomen uit betrouwbare bronnen. "Niets is natuurlijker dan dit", weerlegde hij dit verwijt, "men leze maar eens Nederlandsch met het potlood in de hand!"
     De woordenboeken van Ten Bruggencate werden doorgaans zeer goed ontvangen. Wel verweten Amerikaanse en Engelse bladen hem soms dat hij te veel plaats inruimde voor gewone spreektaal. Een Amerikaans blad gaf als voorbeeld het woord bike. "Als de lezer zulk een woord ontmoet", reageerde Ten Bruggencate in 1898, "behoort zijn zoeken dan te vergeefs te zijn? Zeker niet. Het (boek) moet zooveel mogelijk opnemen, mits uit de vertaling blijke, in welke sfeer het woord wordt gebruikt. Als bike door fiets vertaald wordt, weet de gebruiker genoeg." Blijkbaar vond men fiets aanvankelijk dus een stuk gemeenzamer dan velocipède.
     Onverkwikkelijke kritiek kreeg Ten Bruggencate van F.P.H. Prick van Wely. Deze kritiek was eigenlijk gericht aan L. van der Wal, een leraar aan de HBS te Leeuwarden die door Ten Bruggencate was ingeschakeld. Prick van Wely beschuldigde Van der Wal van plagiaat - een beschuldiging die in de geschiedenis van de lexicografie vaak is gehoord. Prick van Wely schreef een curieus boekje getiteld Addenda en Corrigenda I. Proeve van kritiek op het Engelsch-Nederlandsch woordenboek van K. ten Bruggencate waarin ook Ten Bruggencate er flink van langs krijgt.
     Ten Bruggencate trok zich hier niet veel van aan. Bij iedere herdruk voegde hij nauwlettend nieuwe woorden, uitdrukkingen en betekenissen toe. Daardoor kon zijn woordenboek uitgroeien tot een van de steunpilaren van het onderwijs Engels in Nederland en België. En dat niet alleen. Wetenschappelijke lexicografen als Zandvoort, Osselton en Gerritsen hebben de dictionaire van Ten Bruggencate de afgelopen veertig jaar tot een boek gemaakt dat volgens kenners zeer goed kan concurreren met grotere en duurdere woordenboeken. Dat alles zal er ongetwijfeld toe bijdragen dat de naam Ten Bruggencate nog lang zal blijven voortleven.