Almelo Gezinsreconstructies

De rentmeester Gerhard Boom als gevolmagtigde van Adolf Philip Zeijger Graaf van Rechteren, Vrijheer van Almelo en Vriezenveen transporteerden aan de zuster van zijn opdrachtgever, Sophia Dorothea Wilhelmina Gravin van Rechteren Almelo, Canonisse des Hoogstede Stifte-Leden, de volgende percelen, die haar bij de verdeling van de boedel van wijlen haar vader zijn toegewezen: een huis met een voorkamer, gelegen aan de Cremersgang, in huur bewoond door de weduwe Theodora Helms, alsmede een huis van twee woningen gelegen aan de Plas, in huur bewoond door Lucas Hagedoorn en de apotheker Hanenkamp. Voorts een huis van drie woningen staande aan het einde van de stad, thans in huur bewoond door Jan ter Hofstede, Henrik Prinsencamp en Harmen Bras, tussen het huis van de verkoper en dat van Thomas Schimmelpennink. En nog een huis, door Jan van het Lendeken in huur bewoond, tussen het huis van de weduwe van Van den Berg en dat van Isaak ten Bruggencate, en als laatste nog een huis van twee woningen, in huur bewoond door Jan Blenken en Gerrit van Lochem, gelegen tussen het huis van Hermen Schimmelpennink en dat van de weduwe van Van den Berg.³

Sophia Dorothea Wilhelmina Gravin van Rechteren Cannonisse des Hoogstedele Stife-leden, met haar momber Adolph Hendrik Boom transporteerde haar huis, gelegen in de Stege, naast het huis van de vrouw van Helderen, aan Jan Vrijlink en zijn huisvrouw Geertruit Willemsen en erfgenamen.⁴

W. Naber, rentmeester van Huize Almelo, als gevolmachtigde van Sophia Dorothea Wilhelmina Gravin van Rechteren, Canonisse der Hoogstedele Stifteleden (volmacht 10 Mei 1753) transporteerden aan Berent Stokkenreef, en zijn huisvrouw Henrieca Henriksen van het Landhuis, haar huis en wheere, met de kamer en de grond, gelegen tussen het huis van Gerrit Mollink en de Vildersgang, bewoond door de loodgieter Hendrik Harmsen en Roelof Paschen.⁵

Procurer Jan Fredrik Hein, als gevolmachtigde van Sophia Dorothea Wilhelmina Gravin van Rechteren, Cannonisse der Hoogstedele stifteleden (volmacht 1 May 1753) transporteerden aan Thomas Stromeijer, en zijn huisvrouw Wilhelmina Monnink en erfgenamen, haar huis en wheere, tussen het huis van Gerrit ter Brake en dat van Rigter Westerloo, thans in huur bewoond door de koekebakker Albert Schrörs.⁶