De voorouders van mijn kleinkinderen

Maria, de weduwe van Henrik Rompelman, samen met Gerrit Rompelman en zijn huisvrouw Geesken Holts, de weduwe van Egbert Rompelman, Gradus Rompelman en zijn huisvrouw Geertjen ten Bruggencate en Cornelis Trovest en zijn huisvrouw Alette Rompelman transporteren hun halve huis en weere, dat wijlen Hendrik Rompelman van zijn vader Lambert Rompelman had gekocht, en tot nu toe nog nooit betaald is, gelegen tussen het halve huis van de weduwe van Jan Gijsberts en dat van Egbert Kosters, aan Jenneken Rompelman, de weduwe van Herman Bordewijk.¹

Maria, de Wed. van Hendrik Rompelman zal voor de tijd van haar leven mogen blijven wonen in het kamertje waar zij nu woont, met een plaatsje bij de heerd, waarvoor zij elk jaar 1 rijksdaalder zal moeten betalen. Mocht de wed. Bordewijk haar huis verkopen of verhuren, en indien zij met de nieuwe bewoners niet goed zal kunnen omgaan, dan zal zij het huis mogen verlaten en hiervoor een schadeloosstelling van ƒ100,= ontvangen.¹